“Je kunt volgende week beginnen.”
Ik knipper nog even met mijn ogen. Tien jaar geleden stond ik te springen om deze zin te horen, maar hij kwam niet. Tot nu.
Meteen schiet mij een zaterdag te binnen, in de warme zomer van vorig jaar. Ik was met mijn gezin (man, drie kinderen, auto) boodschappen aan het doen bij een groot winkelcentrum. Toen we naar binnen liepen zag ik ze al staan: twee kinderen van een jaar of 8, 9, met een grote emmer sop. Ze spraken de automobilisten aan, maar zo te zien had iedereen het te druk-druk-druk om die kinderen het pleziertje van zelf geld verdienen te gunnen.
“Dat zal veranderen!”, dacht ik nog.
En jawel, bij het inladen van de boodschappen spraken ze mijn man aan. Ik was mijn kleintjes aan het insnoeren - een hels karwei dat bij mij steeds weer de vraag oproept wanneer er eens Arbo-regels voor moeders komen - dus ik verstond niet wat er gezegd werd. Maar het werd me direct duidelijk toen we wegreden.
“Wat doe je nou?” riep ik verontwaardigd, “Waarom laat je die kinderen niet de ramen schoonmaken? Je vermoordt jonge ondernemersgeest, je moet zo’n initiatief belonen, hoe kun je ze het glorieuze gevoel van je eigen geld verdiend hebben ontzeggen?”
Mijn man keek me beduusd aan en werd toen wakker uit zijn we-moeten-snel-boodschappen-doen-en-hier-weer-weg-roes. “Je hebt gelijk, ga jij straks maar terug.”
“Plankgas!” zei ik, want we waren het terrein al lang en breed af. Thuis. Ik ontsnoerde een kind, sleutels tussen mijn tanden, greep een plastic tas en gooide beiden achter de deur. Terug naar de auto, een doos, volgend kind losgekoppeld, hup-hup-hup kind en doos naar binnen. Mijn man, die inmiddels het laatste kind tegelijk met de laatste drie tassen in zijn armen balanceerde, keek me in de deuropening na terwijl ik terug racete naar de parkeerplaats.
En daar lag het: een grote plas sop, waar eens twee vrolijke kinderen met een goed idee hadden gestaan. Ik stopte de euro terug in mijn zak en reed teleurgesteld naar huis. Ze hadden het opgegeven. Nét voordat het universum aan ze wilde tonen dat je soms wat langer moet volhouden.
Soms duurt het tien jaar tot een droom uitkomt. Maar als je gestaag, stap voor stap, iedere dag een klein beetje naar je droom toewerkt en het beeld dat je wilt bereiken voor ogen houdt, dan komt ooit dat moment.
“Wat zou ik toch graag een column voor de Twentsche Courant Tubantia schrijven” dacht ik een paar weken geleden, mijn oude droom weer voor de geest halend. Twee dagen later belde de redacteur van de zondagskrant.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten